Historie speciaal onderwijs
Het onderwijs aan kinderen met een (zintuiglijke en geestelijke) handicap kent een lange geschiedenis. Al in de negentiende eeuw was er onderwijs voor zintuiglijk en geestelijk gehandicapte kinderen.
Sinds de invoering van de eerste Leerplichtwet in 1901 is het speciaal onderwijs langzaam gegroeid. De eerste Leerplichtwet verplichtte kinderen van 6 tot 12 jaar tot het volgen van onderwijs. De leerplicht startte bij de aanvang van het schooljaar nadat de kinderen 6 jaar geworden waren. Voor sommige kinderen werden uitzonderingen gemaakt, zoals voor boerenkinderen tijdens de oogsttijd. Dochters mochten ook thuis blijven om het gezin te verzorgen.
In 1920 werd de Lager- Onderwijswet ingevoerd. In deze wet werd onder andere geregeld dat het bijzonder onderwijs dezelfde overheidsfinanciering kreeg als de openbare scholen. Ook werd voor het eerst het begrip Buitengewoon Lager Onderwijs geïntroduceerd. Daardoor was naast het lager onderwijs ook het speciaal onderwijs officieel geregeld. In 1927 werd de eerste leerling ingeschreven op het Buitengewoon Lager Onderwijs, ook wel BLO genoemd.
Op 1 augustus 1985 is de Interim-wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) in werking getreden. In deze wet werd het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs apart geregeld. Het basisonderwijs werd ondergebracht in de Wet op het basisonderwijs.
Doordat er steeds meer handicaps en nieuwe onderwijssoorten onder de definitie van Buitengewoon Lager Onderwijs vielen, kwamen er in de loop der jaren steeds meer soorten scholen bij. Bekende scholen zijn de scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) en zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK). Deze scholen, en de scholen voor dove of slechthorende kinderen en kinderen met een visuele handicap, vallen onder het speciaal onderwijs.
Bekende scholen voor kinderen met lichte leer- en of gedragsproblemen zijn de scholen voor moeilijk lerende kinderen (MLK), scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM). Minder bekend is bijvoorbeeld de afdelingen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (IOBK). Sinds 1998 bestaan deze scholen niet meer. Deze leerlingen gaan nu allemaal naar het speciaal basisonderwijs (SBO). Wettelijk gezien is dit geen speciaal onderwijs, maar regulier onderwijs. Kinderen op deze scholen moeten na het verlaten van deze school dezelfde basiskennis behaald hebben als kinderen op een gewone basisschool. Ze mogen er wel langer over doen, met een mogelijke uitloop tot 14 jaar.