wsns-beleid uitgebreid
Uiteenzetting WSNS-beleid
Het WSNS-beleid is een wezenlijk onderdeel van het project ‘Passend onderwijs’ van de regering.
Passend onderwijs betekent dat elk kind naar die vorm van onderwijs gaat die het beste bij zijn of haar talenten en beperkingen past. In de praktijk gaat passend onderwijs vooral over leerlingen (in de leeftijd voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs) met een (onderwijs)beperking. Bijvoorbeeld leerlingen met leer- of ontwikkelingsproblemen, een ziekte, handicap of gedragsstoornis. Ook deze leerlingen moeten een goed en passend onderwijsaanbod krijgen. In het huidige beleid zijn er verschillende routes en mogelijkheden.
Wanneer een leerling een beperking heeft en/of (leer)problemen ervaart op school, is het voor scholen en ouders niet altijd duidelijk hoe men het beste kan handelen. Wat is er precies aan de hand? Hoe kan men zorgen dat de leerling goed en passend onderwijs blijft krijgen? Op welke school kan het kind het beste terecht? In zo’n geval kan een basisschool in overleg met de ouders de desbetreffende leerling aanmelden bij een zorgplatform van Weer Samen Naar School (WSNS).
WSNS is een samenwerkingsverband tussen de reguliere scholen en het speciaal basisonderwijs (SBO) in een regio. Elk samenwerkingsverband heeft een zorgplatform: de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Het zorgplatform onderzoekt welke problemen de leerling en de school ervaren. Vervolgens kijkt men welke mogelijkheid het beste is:
1. de basisschool kan zelf de juiste vorm van onderwijs en zorg bieden en de leerling blijft op zijn eigen ‘gewone’ school; eventueel kan een sbo-school uit het samenwerkingsverband WSNS hierbij begeleiding bieden;
2. de leerling wordt overgeplaatst naar een andere ‘gewone’ basisschool binnen het samenwerkingsverband, waar hij beter op zijn plaats is. Bijvoorbeeld omdat er op die school meer ervaring is met de ervaren problematiek, er een ander didactisch klimaat is, er andere leermethoden worden gebruikt;
3. de leerling gaat naar een sbo-school;
4. de leerling wordt (bij ernstige problemen) doorverwezen naar het speciaal onderwijs.
Wanneer een leerling in aanmerking komt voor de gang naar een sbo-school, beslist het zorgplatform van het WSNS-samenwerkingsverband (PCL) of hij toelaatbaar is voor het speciaal basisonderwijs. De criteria voor deze beoordeling worden door het WSNS-samenwerkingsverband zelf vastgesteld. In elk WSNS-verband kunnen andere keuzes worden gemaakt over welke kinderen worden doorverwezen naar het speciaal basisonderwijs.
De PCL beslist weliswaar over de toelaatbaarheid van de gang naar het SBO, maar het is uiteindelijk het bevoegd gezag van een school die beslist over de definitieve toelating van een leerling. Mochten de ouders het niet eens zijn met een beslissing van de PCL, dan kunnen zij een bezwaarschrift indienen. Hierop vraagt de PCL advies bij een regionale verwijzingscommissie voordat zij een beslissing op het bezwaarschrift neemt. Als ouders het met de uiteindelijke beslissing niet eens zijn, kunnen zij in beroep gaan op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Zijn er problemen binnen het samenwerkingsverband, dan kan het bevoegd gezag van een school bij de landelijke geschillencommissie 'Weer samen naar school' in beroep gaan.5
Leerlingen volgen eerst een traject binnen het reguliere onderwijs. Een zorgteam van mensen van de basisschool en van de sbo-school gaan samen oplossingen zoeken voor het kind op de basisschool. Wanneer dit niet het gewenste effect heeft, kan een leerling overgeplaatst worden naar het SBO of het speciaal onderwijs.
Ongeveer één op de vijf kinderen op de basisschool heeft voor korte of langere tijd extra zorg en begeleiding nodig. Ze hebben bijvoorbeeld moeite met leren of hebben gedragsproblemen. Dit zijn bijvoorbeeld leerlingen met ADHD, dyslexie of bepaalde vormen van autisme. Maar ook hoogbegaafde leerlingen vragen specifieke aandacht. Doel van het WSNS-beleid is dat kinderen de benodigde zorg en begeleiding zo veel mogelijk op de reguliere basisschool krijgen.
Het WSNS-beleid is in 1996 opgestart om de scheiding tussen basisonderwijs en speciaal onderwijs te verkleinen. Dit beleid heeft geleid tot de nieuwe Wet op het primair onderwijs, waarin het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom), moeilijk lerende kinderen (mlk) en in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk) werden samengevoegd. Doelstelling van deze wijziging was zoveel mogelijk leerlingen met extra zorg of ondersteuning een plek te geven in het reguliere onderwijs en indien het echt niet anders kan – bij voorkeur tijdelijk – op een speciale school voor basisonderwijs te plaatsen.
Basisscholen werken hiervoor samen in een samenwerkingsverband. Als blijkt dat het op de basisschool toch niet goed lukt, gaan kinderen naar een speciale school voor basisonderwijs. Dit is bij voorkeur tijdelijk. De scholen in het samenwerkingsverband mogen zelf bepalen wanneer een leerling wordt overgeplaatst naar een sbo-school. De criteria hiervoor mogen de scholen binnen het samenwerkingsverband zelf opstellen.
Het WSNS-beleid is bedoeld voor alle basisschoolleerlingen, ook voor hen die speciale zorg en begeleiding nodig hebben. Lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte leerlingen en leerlingen met ernstige gedrags- of psychiatrische stoornissen zijn géén doelgroep van WSNS. Deze leerlingen kunnen naar een school voor speciaal onderwijs of met een lgf, leerlinggebonden financiering (het rugzakje), naar een reguliere basisschool.
Het project WSNS houdt zich bezig met een brede doelgroep, namelijk 'alle leerlingen die extra zorg nodig hebben'. Daaronder vallen vier specifieke groepen:
-
leerlingen met een stoornis in het autistische spectrum;
-
leerlingen met ADHD;
-
dyslectische leerlingen;
-
hoogbegaafde leerlingen.
Het is de verantwoordelijkheid van de scholen om de leerlingen passende zorg en begeleiding te bieden. Het ministerie ondersteunt scholen en leraren hier financieel bij.
Voor de opvang en begeleiding van zorgleerlingen ontvangen samenwerkingsverbanden en so-scholen jaarlijks een extra budget. Als in een samenwerkingsverband meer dan 2% van de leerlingen naar een so-school voor basisonderwijs gaat, moeten basisscholen een deel van hun zorgbudget overdragen aan die school. Hoe meer leerlingen in het SBO, hoe minder middelen er beschikbaar zijn voor de zorg op de gewone basisschool.
Binnen het samenwerkingsverband WSNS moet een zorgplan worden opgesteld. In dit zorgplan staat hoe de betrokken scholen zorgen voor een goede opvang van leerlingen die extra zorg nodig hebben. Het samenwerkingsverband WSNS ontvangt hiervoor extra middelen. In het plan staat bijvoorbeeld beschreven welke voorzieningen een school heeft voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Zo kan ook gekeken worden op welke school (binnen het samenwerkingsverband) een leerling het beste op zijn plaats is. Via de medezeggenschapsraad van de school kunnen ouders invloed uitoefenen op het zorgplan.