Wat is dyslexie?

 

Dyslexie betekent letterlijk: niet kunnen lezen. Bij dyslexie kunnen zowel lees- als spellingsproblemen voorkomen, maar deze komen ook los van elkaar voor. Officieel wordt dyslexie in Nederland aangeduid als:

"Een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau."


Hardnekkigheid is een belangrijk kenmerk van dyslexie, niet alleen bij het leren lezen en spellen, maar ook bij het snel en vlot kunnen lezen.

 

Mensen met dyslexie hebben grote moeite met het automatiseren van vaardigheden. Mensen die geen dyslexie hebben kunnen vrij gemakkelijk een handeling (bijv. technisch lezen) op de 'automatische piloot' zetten, zodat ze al hun aandacht aan een andere vaardigheid kunnen geven, bijvoorbeeld het begrijpen waar de tekst over gaat. Op die manier kunnen ze twee of meer dingen tegelijk doen, zoals lezen en begrijpen, autorijden en praten, luisteren en schrijven (bijv. bij het maken van aantekeningen).
Iemand met dyslexie kan dit niet zo gemakkelijk. Het lezen gaat niet automatisch, evenmin als het schrijven. Ook andere vaardigheden, die niets met taal te maken hebben, raken soms niet goed geautomatiseerd. Voorbeelden van vaardigheden die een hoge mate van automatisering vereisen:

- klank-teken koppeling (letters herkennen en letters schrijven)

- directe woordherkenning (technisch lezen)

- het onthouden van woordbeelden (spelling)

- het leren van splitsingen en tafels (rekenen)

- complexe motorische vaardigheden, zoals zwemmen en fietsen.

 

De auditieve verwerking van klanken levert problemen op. Dat wil zeggen dat de verwerking van spraakklanken in de hersenen niet optimaal verloopt. Hierdoor kunnen mensen met dyslexie vaak moeilijk verschillen horen tussen klanken in woorden (bijv. heus/huis, schuur/scheur, hoor/hor, veel/vil). Dit wordt auditieve discriminatie genoemd.
Ook zijn er vaak problemen met het uiteenrafelen van een woord tot klanken of klankgroepen bij het spellen (herfst = h-e-r-f-s-t, fietsenmaker = fiet-sen-ma-ker) en het samenvoegen van klanken of klankgroepen tot een woord bij het lezen (h-e-r-f-s-t = herfst, fiet-sen-ma-ker = fietsenmaker). Dit wordt auditieve analyse en auditieve synthese genoemd.
Tenslotte is het letterlijk en in de juiste volgorde onthouden van klanken, woorden of zinnen vaak een probleem (auditief geheugen).

De combinatie van deze twee problemen maakt dat veel taken voor iemand met dyslexie moeilijk uit te voeren zijn. In de praktijk moeten immers vaak auditieve en andere vaardigheden tegelijk worden toegepast. Voorbeelden van dergelijke situaties zijn:

- Het schrijven van een dictee: de leerling moet de dicteezin onthouden terwijl hij de woorden uiteenrafelt in klanken en klankgroepen. Hij moet nadenken over spellingregels en moeilijke woorden en ook nog op zijn handschrift letten. Intussen is de leerkracht alweer bezig met het voorlezen van de tweede zin... Voor een dyslectische leerling is het onmogelijk om snel, netjes én foutloos te schrijven.

- Het maken van aantekeningen of notulen: de notulist maakt een samenvatting van wat de spreker zegt, die hij leesbaar moet opschrijven terwijl de spreker alweer verder praat. 

- Hardop voorlezen: de lezer moet de woorden van de tekst 'ontcijferen' (technisch lezen), tegelijkertijd op zijn uitspraak en intonatie letten en ook nog begrijpen waar het over gaat. En dat alles in een behoorlijk tempo.

- Het lezen van ondertitels bij een film: de lezer moet in snel tempo (dus geautomatiseerd) lezen en tegelijkertijd de beelden van de film volgen.

 

Mensen met dyslexie hebben ook sterke punten. Vaak zijn ze beter in visuele, visueel-analytische en ruimtelijke vaardigheden. Er zijn dan ook een aantal bekende mensen die met dyslexie erg ver zijn gekomen:

- Einstein

- Edison

- Bill Cosby

- Steven Spielberg